Sporen van Quaco

Dr. Ineke Mok heeft gedurende een lange tijd onderzoek gedaan naar een man wiens verhaal bijna verloren was gegaan: Quaco. Na als slaaf te hebben geleefd in Suriname werd hij meegenomen door zijn meester naar Nederland. Ineke heeft zijn verhaal in een stripverhaal weten te gieten om het zo toegankelijk te maken voor schoolklassen. De strip is getekend door Eric Heuvel, vermaard om zijn strips over de Tweede Wereldoorlog.  Wie was Quaco en hoe verliep zijn leven? Ineke en medeorganisator Dineke Stam vertellen dit verhaal tijdens een tour die het spoor van Quaco volgt.

Van slaaf in Suriname naar bediende in Nederland
Tijdens haar werk voor een tentoonstelling over slavernij, las Ineke het beroemde boek van John Gabriel Stedman. Stedman was een Schotse kapitein die in Suriname terecht kwam om voormalige slaven die zich in de binnenlanden schuilhielden te bevechten. Stedman schrijft over Quaco: “Ik was uitgenodigd om te komen dineren bij de heer Kennedy (…) Hij leende mij zijn negerjongen om mijn parasol te dragen zolang ik in de kolonie ben.” Quaco is dan ongeveer 12 jaar.
In de bus op weg naar Rozendaal schetst Ineke haar werkwijze. Hoe zij achter elk zinnetje  een beeld tracht te schetsen van de situatie, vanuit de beleving van Quaco. Het beeld  wordt gevormd van een blank plantersgezin dat bij elkaar zit in hun huis aan de Keizersstraat in Paramaribo, Suriname. De datum is 19 februari 1773 en deze familie ontvangt Stedman als gast. In die ruimte is ook Quaco aanwezig, een jonge jongen die zijn “masra”, ofwel meester, van koelte voorziet met een waaier. De belevenissen staan beschreven in de strip. Aan het eind lees je daar dat Quaco door Stedman wordt gekocht en meegenomen naar Nederland. Zo komt Quaco terecht op kasteel Rosendael.

 In de voetstappen van het verleden
Aangekomen in Rozendaal, bezoekt de groep eerst de kerk. In het oude doopboek is een zeer belangrijke gebeurtenis in Quaco’s leven vastgelegd: zijn doop in 1785. Gedoopt zijn was voor velen een voorwaarde om vrijgelaten te worden, maar Quaco zelf was al vrij. Ineke vertelt in de kerk over haar speurwerk naar de levensgeschiedenis van Quaco. De ontdekking van het doopboek, met daarin een tastbare herinnering aan Quaco, maakt veel indruk op de groep. Velen blijven aandachtig lezen en foto’s maken tot het tijd is om door te gaan.

Plengoffer
Op weg naar het nabijgelegen kasteel Rosendael, staat de groep stil bij de speciaal voor deze gelegenheid geopende oude poort. Hier wordt door winti priesteres Nana Markelo, die ook met de groep is meegereisd, een emotioneel plengoffer gebracht voor Quaco en alle andere mensen die tegen hun wil tot slaaf zijn gemaakt. Het plengoffer staat voor ontwikkeling, harmonie, de geschiedenis en het bewustzijn van Nederland. Ook wordt de wens uitgesproken dat wetenschappers zich gesteund mogen voelen om de geschiedenis van slavernij verder te onderzoeken, zodat verhalen als dat verhaal van Quaco bekend wordt en niet verloren  gaat. Een bijzondere ervaring. Na afloop werd gezegd dat het plengoffer ‘misschien wel het belangrijkste moment van de dag was.'

Kasteel Rosendael – sporen van Quaco
Wie goed oplet, kan op kasteel Rosendael verschillende verwijzingen vinden van Nederlandse contacten met het buitenland. Jorien Jas, conservator van Stichting Geldersch Landschap & Kastelen, legt uit dat enkele eigenaren connecties hadden met de VOC en voert de groep langs de prachtige schelpengalerij, die bedekt is met allerlei soorten Caribische schelpen die destijds in Amsterdam te koop waren. Het kasteel ging over naar Asueer -Jan van Torck van Rosendael, hij werd de nieuwe ‘meester’ van Quaco. Het kasteel is sterk veranderd sinds Quaco er woonde. De meeste inboedel is eind 20ste eeuw door legaten en aankopen in de ruimtes geplaatst, vele eeuwen na Quaco’s tijd, Toch doet dit niet af aan de beleving. In de woorden van Ineke: ‘Het is heel bijzonder om hier binnen te gaan en te weten dat Quaco hier ook is geweest.’

Kasteel Cannenburch – bedienden op doek
Kasteel Cannenburch herinnert in alles aan de rijke geschiedenis van de Nederlandse adel. De ontvangsthal is een geschilderde stamboom met portretten van de familie Isendoorn die het kasteel in bezit heeft gehad. Tussen al die grote schilderijen wijst Jorien de groep op een heel bijzonder werk: het portret van een adellijke dame in vol ornaat, die een schaal met exotisch fruit krijgt aangereikt van haar zwarte bediende. De jongeman is gekleed in een prachtig livrei, hij heeft een kostbare parel in zijn rechter oor en ook zijn hoed en laarzen kunnen niet goedkoop zijn geweest. Maar schijn bedriegt: om zijn nek is een glanzende halsband te zien, die zijn status als onvrije bediende extra onderstreept. Het is volgens Jorien onbekend wie deze jongeman is. Zij suggereert dat hij als statusverhogende beeldvulling is toegevoegd aan het schilderij, een metafoor voor rijkdom. Ineke legt uit dat het afbeelden van deze zogenaamde “zwarte pages” in heel Europa vaker voor kwam. Het is daarom aannemelijk dat deze persoon echt bestond.

Jorien leidt de groep verder naar een slaapkamer, waar een soortgelijk portret hangt van een dame en haar zwarte bediende. De jongen draagt ook een pareloorbel in zijn rechteroor en heeft een livrei aan met rode en blauwe strepen, de kleuren van het wapen van de familie Isendoorn. Hij reikt zijn meesteres bloemen op een dienblad aan. Net als de andere bediende draagt dit jongetje een halsband, ook weer een verwijzing naar zijn positie. Van hem is welbekend wie hij was. Jorien vertelt over een kasboek, waarin wordt geschreven over “Le petit Housard”,  die volgens de schrijver “het ongeluk heeft gehad om zwart te zijn geboren.” Voor hem zijn een hoed en laarzen, samen voor 19 gulden, en een mantel van vossenbont aangeschaft. De totale som moet flink zijn opgelopen. Maar het uitbundig kleden van de geportretteerde bedienden gebeurde niet uit liefdadigheid. Zij waren een wandelend bewijs van de rijkdom, macht en luxe die hun eigenaars hadden verworven, en droegen dat met hun kleding uit. ‘Het waren statussymbolen, net als de auto’s en kleine hondjes van nu’, zegt een dame uit de groep. Alle mooie spullen ten spijt, werd ‘Le petit Housard’ ziek en stierf hij in 1752. De dokterskosten en het overlijden zijn keurig in het kasboek opgenomen.

De laatste sporen van Quaco
Het verhaal van Quaco eindigt eveneens redelijk abrupt. In 1792 wordt hij weggestuurd van kasteel Rosendael. De reden hiervoor is onduidelijk, maar Quaco’s voormalige meester John Stedman is er erg boos over. Na lang speuren vindt Ineke een Willem Stedman, zoals Quaco na zijn doop heet, en is geboren op de kust van Guinee, als VOC matroos. Er zijn nog geen verdere bronnen gevonden over hoe zijn leven verder is gelopen, maar de impact van het verhaal is vooralsnog groot. Een deelneemster aan de tour zegt: ‘Ik heb genoten van deze dag maar het is ook belangrijk dat deze geschiedenis verteld wordt. Op zo’n dag waar je het verhaal op de plek zelf kunt beleven, dringt het meer tot je door.’ Ook door anderen werd deze dag als ‘bijzonder leuk, boeiend en vooral leerzaam’ ervaren.  Zo wordt het verhaal over Quaco, ook dankzij de strip en het bijbehorende lesmateriaal, doorverteld.

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0