Meisje van Yde

12 mei 1897. Het is een drukkend warme dag. In het Stijfveen, nabij het Drentse dorpje Yde, zijn twee turfstekers hard aan het werk. Ook al weten ze dat ze hier eigenlijk niet mogen steken, toch duwen ze steeds opnieuw hun beugels de plas in om het veen naar de oppervlakte te brengen. Maar dan komt er plotseling iets vreemds mee. Vol afschuw kijken de twee mannen naar het hoofd dat boven komt drijven...

Ergens tussen 54 voor en 128 na Christus werd het stoffelijk overschot van een meisje van ongeveer 16 jaar oud in het moeras gelegd. Zij leefde dus aan het einde van de IJzertijd of het begin van de Romeinse tijd in het huidige Nederland. Op het moment van overlijden was ze 1,40 m groot. Het meisje had een afwijking aan haar ruggenwervels (scoliose). Hierdoor stond ze waarschijnlijk wat krom en liep ze vermoedelijk mank.

Toen het meisje in het veen terecht kwam, was haar hoofd voor de helft kaalgeschoren. Ze droeg ook een bandje met schuifknoop om haar hals. Dit bandje was oorspronkelijk een tailleband, dus niet bedoeld om om de nek gedragen te worden. De band was driemaal om haar hals gewonden en de knoop onder haar linkeroor aangetrokken. Het lijkt er dus op dat het meisje gewurgd werd. Ook bevond zich een opening boven het linker sleutelbeen. Dit kan een gevolg zijn van een messteek. Ook bij andere veenlijken, die onder andere in Nederland en Engelang gevonden zijn, wijst veel erop dat deze mensen niet door een ongeluk om het leven zijn gekomen.

Een offer?

De reden van deze gewelddadige dood blijft voor ons onduidelijk. Er kan sprake geweest zijn van een soort straf, maar het meisje kan ook geofferd zijn. Dit laatste idee heeft veel aanhangers. Onderzoekers verwijzen daarbij bijvoorbeeld naar de dertiende-eeuwse Proza-Edda, waarin mythische verhalen uit de negende tot dertiende eeuw zijn vastgelegd. Hieruit kennen we bijvoorbeeld het verhaal van de mythische drievoudige dood: achtereenvolgens wurging, neersteken en verdrinken. Respectievelijk zouden dit offers voor de hemel, de aarde en het water zijn. Van alledrie zijn sporen aangetroffen bij het Meisje van Yde, maar ook bij Lindow Man, een veenlijk uit de omgeving van Manchester.

Verder vertonen meerdere veenlijken, waaronder ook Lindow Man en het Meisje van Yde, sporen van aandoeningen waardoor de bezielde lichamen mank liepen. Wellicht gaf dit hinken aanleiding tot hun uitverkiezing als offergave. In verschillende mythologische verhalen zijn het dodenrijk en een verstoorde manier van lopen namelijk met elkaar verbonden: Odysseus hinkte tijdens zijn bezoek aan de onderwereld en ook Wieland de smid uit het Nibelungenlied was mank.

Hoewel de offertheorie de meeste aanhangers heeft, zijn er ook wetenschappers die denken dat de veenlijken gestorven zijn omdat zij ergens voor gestraft moesten worden. De Romeinse historicus Tacitus beschreef namelijk in een van zijn boeken dat de Germanen overtreders in moerassen verdronken. Tenslotte zijn er ook wetenschappers die menen dat de venen simpelweg dienden als begraafplaats en er dus helemaal niet zoveel bijzonders aan de hand is met de daar gevonden lichamen.

De vondst

De arbeiders die het lichaam vonden, hielden zich daar natuurlijk niet mee bezig. Voor hen was een plots uit het veen opduikend hoofd zeker iets bijzonders. En na het hoofd kwamen nog meer lichaamsdelen tevoorschijn. Ook een bovenlichaam, delen van armen, een voet, een hand, een heupbeen, een kniebeen en wat andere botten werden uit het Stijfveen opgevist. Dat was reden genoeg om te schrikken. Maar omdat de twee mannen buiten het toegestane gebied werkten, verstopten ze hun vondst. Ze brachten de lichamelijke resten naar een verderop gelegen veen, zodat hun illegale werk niet opgemerkt zou worden.

Het oeroude lichaam bleef in elk geval niet onopgemerkt. Omwonenden kwamen kijken, waardoor het lichaam beschadigd werd en ook lichaamsdelen meegenomen werden. Pas aan het einde van die maand werd het stoffelijk overschot weggehaald. De burgemeester had het Provinciaal Museum van Oudheden in Assen (later het Drents Museum) op de hoogte gebracht. Een medewerker van het museum bracht de overblijfselen naar Assen. Het lichaam was echter verre van compleet. Sowieso was in de veengrond niet alles bewaard gebleven. Van het onderlijf waren alleen botten geconserveerd, terwijl van het bovenlichaam ook delen van de huid opgevist waren. Verder waren na de vondst delen verdwenen, beschadigd of zelfs niet meegenomen.

In het museum

Toch vonden de meeste medewerkers van het Provinciaal Museum het een belangwekkende vondst. Ook het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden had interesse. Alleen de voorzitter van het Provinciaal Museum was er niet van overtuigd dat er een menselijk persoon gevonden was. Volgens hem was het slechts het stoffelijk overschot van een aap. Hij vond het dan ook niet zo'n ramp als het veenlijk naar Leiden zou gaan. De overige bestuursleden en medewerkers van het museum in Assen wisten het lichaam echter te behouden voor de eigen collectie.

Sekse:
Vrouw

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0