Jacques Goudstikker

Jacques Goudstikker (1897-1940) was een bekende Nederlands-joodse kunstverzamelaar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij slachtoffer van het naziregime en verdween zijn kunstverzameling. Pas in 2006 kregen nabestaanden van Goudstikker ruim tweehonderd schilderijen terug uit zijn collectie.

Na het overlijden van zijn vader nam Jacques Goudstikker de kunsthandel van zijn vader in Amsterdam over. In tegenstelling tot zijn vader, die zich voornamelijk interesseerde voor Nederlandse en Vlaamse kunst uit de zeventiende eeuw, liet Goudstikker jr. Nederlandse kunstliefhebbers kennismaken met de Italiaanse kunst uit de vijftiende eeuw. Hij maakte in de jaren 1920 Nederland zelfs tot het centrum van handel en verzamelen van deze Italiaanse kunst.

Russische Romanovs

Toch had ook Goudstikker jr. interesse voor de Nederlandse en Vlaamse meesters. Hun werken kocht hij meestal op buitenlandse veilingen, zoals van het Berlijnse veilinghuis Thomas Lepke. Dit veilinghuis verkocht veel kunst van de keizerlijke familie Romanov, die in de communistische Sovjet-Unie gedwongen werd belasting te betalen. Om aan buitenlandse valuta te komen verkocht deze familie vervolgens een deel van haar kunstcollectie.

Gouden Bocht

De zaken liepen in het Interbellum goed voor Goudstikker. Hij kon zijn winkel aan de Kalverstraat verruilen voor het pand aan de Herengracht 458, in de prestigieuze Gouden Bocht. Ook kocht hij de buitenplaats Oostermeer in Oudekerk aan de Amstel en Kasteel Nijenrode in Breukelen. Kasteel Nijenrode stelde Goudstikker veelvuldig open voor klanten en publiek. Hij organiseerde hier exposities, tentoonstellingen, feesten en benefietconcerten voor zijn klanten. Ook nodigde Goudstikker hier minder vermogende mensen uit zodat zij kennis konden maken met kunst. 

Op de vlucht

Het welvarende leven van Jacques Goudstikker kwam op 16 mei 1940 ten einde. Op de dag van het bombardement op Rotterdam vluchtte hij met zijn (tweede) vrouw en zoon vanuit de haven van IJmuiden. Het vrachtschip zou, na een tussenstop in Engeland, naar Zuid-Amerika varen. In het Kanaal raakte Goudstikker echter dodelijk gewond toen hij vanaf het dek in het vrachtruim viel. In het Engelse Falmouth is Goudstikker begraven. Dit in afwezigheid van zijn vrouw en zoon omdat zij geen toestemming kregen het vrachtschip te verlaten.

Goudstikker had voor zijn vlucht een waarnemer aangesteld, die in zijn afwezigheid zijn collectie zou beheren. Deze joodse accountant stierf echter op de dag van de Duitse inval aan een hartinfarct. De personeelsleden van Goudstikker werden nu verantwoordelijk voor het beheer van de 1113 genoteerde kunstvoorwerpen.

Hitlers Führermuseum

In eerste instantie was het personeel van Goudstikker van plan een groot deel van de collectie de verkopen aan de in Nederland wonende Duitse bankier Alois Miedl. In de zomer van 1940 meldde Hermann Göring zich echter op de Herengracht. Hij was op zoek naar kunstvoorwerpen voor het nog te openen Führermuseum in Linz. Göring kocht alle 1113 schilderijen en kunstvoorwerpen voor hoogstens een zesde van de werkelijke prijs. Bij de koop hoorden ook drie geschilderde plafondstukken, aanwezig in het plafond van een van de kamers van Herengracht 458. Ook het pand zelf, Kasteel Nijenrode en het buitenhuis van Goudstikker en de bijbehorende inventarissen is door zijn voormalig personeel verkocht aan belangstellenden. 

Omkoping

Om de eerste belangstellende Miedl te bedanken voor het feit dat hij afzag van de gemaakte koopovereenkomst, verkocht Göring hem voor een zacht prijsje een deel van Goudstikker-collectie. Zo kon Miedl de kunsthandel van Goudstikker op lucratieve wijze voortzetten. Een groot deel van de schilderijen verkocht hij vervolgens in nazi-Duitsland. Göring bedankte ook de personeelsleden van Goudstikker die de transactie mogelijk maakten. De directe onderhandelaars kregen ieder persoonlijk 180.000 gulden, de rest van het personeel 40.000 gulden.

De 267 teruggekeerde kunstwerken werden na de Tweede Wereldoorlog als vijandelijk vermogen in beslag genomen door de Nederlandse Staat. Ze werden opgeslagen in een depot en vervolgens in langdurig bruikleen gegeven aan nationale musea. Vanaf 1997 dwongen de erfgenamen van Jacques Goudstikker via juridische weg de Nederlandse Staat tot teruggave. In 2006 zijn inderdaad 202 kunstvoorwerpen teruggegeven. Van de andere voorwerpen had de weduwe (door middel van een schikking in 1952) al afstand van gedaan, zijn vermist of zijn door de Nederlandse Staat verkocht en kunnen niet teruggehaald worden. 

Functie / titel:
Kunsthandelaar
Sekse:
Man

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1