Diep begaan met het lot van alle volken

Diep begaan met het lot van alle volken, die in den krijg zijn medegesleept, draagt Nederland de buitengewone lasten die het worden opgelegd gewillig en ontvangt met open armen alle ongelukkigen die binnen zijne grenzen eene toevlucht zoeken.'

Dit zijn niet de recente woorden van premier Rutte, maar van koningin Wilhelmina in de troonrede van 15 september 1914. Als neutrale natie kreeg Nederland te maken met een omvangrijk vluchtelingenvraagstuk, waarbij de huidige crisis bijna in het niet valt.

Anderhalve maand voor de toespraak van Wilhelmina was het Duitse leger de Belgische grens overgetrokken en ontketende hiermee wat later de Eerste Wereldoorlog genoemd zou worden. Aanvankelijk leek het even alsof de Duitsers hun tanden stuk beten op de fortengordel rond Luik, maar toen de laatste vesting na tien dagen strijd alsnog in Duitse handen viel op 15 augustus, kozen tienduizenden angstige burgers de eerst mogelijke veilige reisrichting: het noorden richting Nederlands-Limburg.

The Rape of Belgium

Gestaag trokken de Duitse troepen verder door België, honderdduizenden vluchtelingen voor zich uit jagend. Een van de belangrijkste drijvende krachten achter de massale vluchtelingenstroom was de geruchtenmachine die op gang kwam over vermeende Duitse misdaden tegen de Belgische bevolking. Ongeveer 6.000 Belgen zijn omgekomen in wat in de Britse pers als 'the rape of Belgium' werd aangeduid. Op veel plaatsen werd de lokale elite tegen de muur gezet als vergelding voor vermeende guerrilla acties tegen oprukkende Duitse troepen. De verhalen werden nog eens aangedikt met nooit bewezen verhalen, zoals het stukslaan van baby's tegen kerkpoorten en de verkrachting van nonnen met gloeiende ijzeren staven.

Het merendeel van de inmiddels anderhalf miljoen vluchtelingen trok zich met het Belgische leger terug tot achter de fortengordel rond Antwerpen. De verwachting was dat Antwerpen voorlopig veilig zou zijn voor Duitse aanvallen, in ieder geval tot de Fransen en Britten te hulp zouden komen. Na een lange belegering viel de havenstad op 10 oktober alsnog in Duitse handen. Een ongekende vluchtelingenstroom dromde in de richting van het neutrale Nederland.

Met open armen

De Nederlandse bevolking toonde zich begaan met het lot van de ongeveer miljoen (!) Belgen die zich in Zeeland, Brabant en Limburg concentreerden in september en oktober 1914. Met name welgestelde huisvrouwen namen het voortouw door lokale hulpcomités op te richten. Veel Nederlanders doneerden bovendien kleren en geld en vooral in de zuidelijke provincies namen veel mensen een Belg in huis. Plaatsen als Roosendaal, met slechts zestienduizend inwoners, veranderden in Belgische enclaves met honderdduizend vluchtelingen binnen de gemeentegrenzen.

Pas toen bleek dat de goedbedoelde burgerinitiatieven de vluchtelingenstroom niet alleen aan konden, liet de Nederlandse regering van zich horen. Op 21 september werd er een Centrale Commissie opgericht die samen met de vele burgercomités de opvang van vluchtelingen coördineerden. Er werden kampen uit de grond gestampt, eufemistisch aangeduid als 'vluchtoorden', om de de negatieve weerklank van het woord kamp te verbloemen. Binnen de vluchtoorden schoten postkantoren, scholen, ziekenhuizen en soms zelfs bioscopen als paddenstoelen uit de grond.

Betón armé

Toch liep de kwaliteit van leven sterk uiteen in de kampen. Vanwege het weinig eenduidige regeringsbeleid rond de vluchtelingenopvang was het aan de plaatselijk kampleiding om het beleid vorm te geven. Veel mensen kwamen terecht in slecht gebouwde barakkenkampen met een strak militair regime. In andere kampen genoten de vluchtelingen veel vrijheid en werd er ruimte geboden voor activiteiten en zelfontplooiing. Zo'n zesduizend Belgen leerden lezen en schrijven in een Nederlands opvangkamp. Alle Belgische vluchtelingen waren het eens over de erbarmelijke Nederlandse keuken met erwtensoep  – omgedoopt tot béton armé (gewapend beton) - als meest schrijnend voorbeeld. 

Op sommige plekken liepen de spanningen tussen de Belgische vluchtelingen en de plaatselijke bevolking hoog op, met name op plekken waar veel Belgische militairen geïnterneerd waren, waarvan er zo'n 35.000 naar Nederland waren ontkomen en volgens de internationale neutraliteitswet moesten worden geïnterneerd tot het einde van de oorlog.

Retour

Eind 1914 was de strijd aan het front vastgelopen in een loopgravenoorlog waarvan geen einde in zicht was. Het grootste deel van België was inmiddels bezet door Duitse troepen, maar de strijd beperkte zich tot een uitgerekte frontlijn die slechts voor enkele tientallen kilometers door het zuidelijk puntje van Vlaanderen liep. Steeds meer vluchtelingen overwogen hierop een terugkeer naar huis.

Ook de Nederlandse houding rond de opvang sloeg hierdoor om. De minister van Oorlog verzocht de gemeentebesturen enige maten van 'zachte drang' uit te oefenen om een spoedige terugkeer naar België te bevorderen. Op sommige plaatsen werd dit verzoek iets te letterlijk opgevat, zoals in Harderwijk waar vluchtelingen zonder pardon de gemeente werden uitgezet. In Scheveningen werden honderden Belgen die in het Circustheater zaten, te kennen gegeven dat als ze niet de trein terug naar huis zouden nemen, er maatregelen zouden volgen.
Veel Belgische vluchtelingen verkozen zelf al een terugkeer naar huis boven een langer verblijf in Nederland. Van de miljoen vluchtelingen die in september en oktober de grens waren overgestoken, waren er in januari 1915 ongeveer 900.000 weer teruggekeerd. Zo'n 100.000 Belgen zijn de hele oorlog in Nederland gebleven.

Hetzelfde schuitje

De krachten die vrijkomen in het maatschappelijk veld zijn universeel en tijdloos als het over het vluchtelingenvraagstuk gaat. De overeenkomsten tussen de problematiek van honderd jaar geleden en de huidige vluchtelingencrisis laten zich gemakkelijk zien. De roep om medemenselijkheid en een breedgedragen verantwoordelijkheidsgevoel om mensen in nood op te vangen gaan gepaard met gevoelens van angst en onzekerheid. Met name op plaatsen waar het aantal vluchtelingen lokale bevolkingsaantallen ruim overschrijden heerst de vrees voor verdrukking en overbelasting.

Ook zijn het de burgers zelf die als eerste tot georganiseerde actie overgaan, zowel voorstanders als tegenstanders. De regering houdt zich aanvankelijk op de vlakte, maar ziet zich bij dreigende escalatie van de crisis genoodzaakt maatregelen te nemen. De enorme aantallen mensen die aan de grenzen kloppen, vereisen een gedegen en zakelijke organisatie zonder voorbij te gaan aan het feit dat de aantallen in de eerste plaats individuele mensen zijn. De regering heeft in deze de helse taak om enerzijds adequate opvang vanuit humanitaire gronden te garanderen, maar tegelijkertijd ook een zakelijke houding in acht te nemen om de opvang in goede institutionele banen te leiden. Honderd jaar geleden kregen we het voor elkaar om zo een miljoen vluchtelingen, een zesde van de totale toenmalige Nederlandse bevolking van zes miljoen, in ons Nederland op te vangen.

 

Tags

Reageren