De Mecenas en de ‘Verversbaas’, Helene Kröller-Müller & Bart van der Leck

In het internationale themajaar Mondriaan tot Dutch Design, ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van De Stijl, toont het museum Kröller-Müller De mecenas en de 'verversbaas'. Helene Kröller-Müller en Bart van der Leck.

Schatkamer van De Stijl

Het Kröller-Müller is met topwerken van onder anderen Piet Mondriaan, Theo van Doesburg, Bart van der Leck en Gerrit Rietveld een van de schatkamers van De Stijl. De basis hiervoor werd gelegd door Helene Kröller-Müller. Met Van der Leck sloot zij zelfs voor meerdere jaren een overeenkomst die haar recht gaf op eerste koop van zijn werk. Dit leidde tot een imposante verzameling Van der Lecks: 42 schilderijen en zo’n 400 tekeningen.

Helene als mecenas

Tussen 1912 en 1918 krijgt Van der Leck een jaarlijkse toelage van Helene Kröller-Müller, op voorspraak van haar adviseur Hendrik Bremmer. Zo wordt ze Van der Lecks mecenas. In 1914 treedt de kunstenaar in dienst van de firma Wm H. Müller & Co, waar Anton Kröller dan directeur is. Van der Leck maakt een groot glas-in-loodraam voor het hoofdkantoor van de firma in Den Haag, affiches voor de Batavierlijn, mozaïeken voor het kantoor in Londen en kleurontwerpen voor interieurs van de woonhuizen, waaronder het jachthuis Sint Hubertus.

Verregaande abstrahering

Helene noemt hem in 1925 in haar Beschouwingen een ‘nog veelzijdiger, krachtiger kunstenaar dan Mondriaan’, maar in 1916 worstelt ze met de verregaande abstraheringen in zijn werk, zo blijkt uit hun correspondentie. In dat jaar voert hij verhitte discussies met Piet Mondriaan en Theo van Doesburg, vereenvoudigt hij de vorm in zijn schilderijen en brengt hij de kleur in zijn werk radicaal terug tot de primaire kleuren.

Beschermvrouw en protegé

De tentoonstelling laat zien hoe het oeuvre van Bart van der Leck zich ontwikkelt, soms gestuurd door de moeizame maar ook spannende verhouding tussen beschermvrouw en protegé en soms door de artistieke uitwisseling en discussie met zijn De Stijlcollega’s. 

1914 -1916, Ontwerpopdrachten

Van 1914 tot 1916 werkt Bart van der Leck bijna aaneengesloten voor kunstverzamelaar Helene Kröller-Müller of haar adviseur H.P. Bremmer. Ze geeft hem verschillende ontwerpopdrachten, voor interieurs of reclamedoeleinden, maar er komt ook zeer veel ‘vrij’ werk in haar bezit. Vanaf het begin heeft Helene veel vertrouwen in zijn kunstenaarschap. Ze noemt hem in 1925 in haar Beschouwingen zelfs een ‘nog veelzijdiger, krachtiger kunstenaar dan Mondriaan’, hoewel ze in 1916 nog worstelt met de vergaande abstrahering in zijn werk. In dat jaar ontmoet Van der Leck Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. Mondriaan en Van der Leck staan vlak voor een doorbraak in hun artistieke ontwikkeling. Ze trekken zich enige tijd terug in hun ateliers in Laren, op loopafstand van elkaar, om allebei met revolutionaire vernieuwingen te komen. Van der Leck vereenvoudigt de vorm in zijn schilderijen en brengt de kleur in zijn werk radicaal terug tot de primaire kleuren. In deze periode besluiten de kunstenaars ook om het tijdschrift De Stijl op te richten, een podium voor nieuwe opvattingen over kunst en architectuur en over het kunstenaarschap.

Veel van deze opvattingen en vernieuwingen spelen ook een rol in de ‘werkperiode’ van Bart van der Leck voor Helene Kröller-Müller. In De mecenas en de ‘verversbaas’ is de stormachtige ontwikkeling te zien die Van der Leck binnen enkele jaren doormaakt, in het krachtenveld van de soms moeizame, maar ook spannende relatie met mecenas en ooggetuige Helene Kröller-Müller en de artistieke uitwisseling en discussie met zijn De Stijlcollega’s.

Helene Kröller-Müller en kunstpedagoog H.P. Bremmer

Vanaf 1905 volgt Helene Kröller-Müller lessen bij kunstpedagoog H.P. Bremmer, die door heel Nederland lessen kunstgeschiedenis en kunstbeschouwing geeft aan kleine groepjes welgestelde cursisten. Aanvankelijk sluit ze zich aan bij een Bremmerclubje in Den Haag, maar al snel nodigt ze hem uit bij haar thuis privéles te komen geven en in 1907 neemt ze hem een dag per week in dienst om haar wekelijks ‘behulpzaam te zijn bij het vormen van een kunstcollectie’. Bremmer vertelt vaak over Bart van der Leck in zijn kunstlessen. Hij heeft met hem een regeling getroffen waarin hij in ruil voor een jaarsalaris eigenaar wordt van al het werk dat de schilder maakt. Bremmer noemt Van der Leck ‘de grootste onder grooten’ van zijn tijd en hij is er van overtuigd dat hij met Van der Leck de Van Gogh van de twintigste eeuw heeft ontdekt. Helene deelt al snel zijn enthousiasme en koopt in 1911 haar eerste schilderij van Bart van der Leck: Huzaren.

1914: ontmoeting Helene Kröller-Müller en Bart van der Leck

Helene Kröller-Müller en Bart van der Leck ontmoeten elkaar voor het eerst op 22 februari 1914. Zij nodigt hem uit om te komen praten over een opdracht die ze hem wil geven: het maken van een glas-in-loodraam voor het kantoor van het familiebedrijf, de firma Wm H. Müller & Co, aan het Lange Voorhout te Den Haag. Voor het opdoen van inspiratie wordt Van der Leck op kosten van Müller & Co vier maanden naar Spanje en Algerije gestuurd om de mijnen van de firma te bezoeken. Op zijn reis maakt hij veel tekeningen en schetsen van onderwerpen die later nog vaak in zijn werk zullen terugkeren. Van meet af aan is Helene Kröller-Müller van plan om Van der Leck ruimte en financiële zekerheid te bieden zodat hij zich als kunstenaar kan ontwikkelen en ze haalt Anton over om hem in dienst te nemen. Hiermee wordt Van der Leck financieel gezien ‘overgenomen’ van Bremmer. Dit komt Bremmer goed uit gezien de financiële onzekerheden die het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog met zich meebrengt.

Ontmoeting in Van der Lecks atelier

Kort na Bart van der Lecks terugkeer uit Spanje en Algerije bezoekt Helene Kröller-Müller hem in zijn atelier. Ze is enigszins verbaasd over de eenvoudige, moderne inrichting ervan. ‘Midden in dat gedoe van witte muren, hier en daar een plaatje aan een puneze aan de wand geplakt en een paar sterke kleuren van gordijnen... stond de vierkante, korte welgedane lachende v.d. Leck, nog bruingebrand van de zuidelijke zon’, schrijft ze 12 juli 1914 aan haar vertrouweling Sam van Deventer. Ze bekijken de schetsen die Van der Leck heeft gemaakt in Spanje en Algerije uitgebreid. Van der Leck heeft zelfs al ontwerpen gemaakt voor de raamindeling van het glas-in-lood voor de firma Müller & Co. Helene is erg onder de indruk en besluit de ontwerpen en schetsen als kunstwerken op te nemen in haar collectie.

1914-1916: Van der Leck bij firma Müller & Co

Van juni 1914 tot februari 1916 werkt Bart van der Leck op de Afdeeling Gebouwen van de firma Müller & Co in Den Haag, waar ook H.P. Berlage is aangesteld als architect. Een van de eerste opdrachten voor Van der Leck is het maken van kleurontwerpen voor het Holland House, de vestiging van de firma in Londen waar Berlage aan werkt. En hij krijgt de opdracht om een reclameplaat te ontwerpen voor de Batavier-lijn, de pakketpost- en passagierslijndienst van het bedrijf van Rotterdam naar Londen. Naast het werk voor de firma geven de Kröllers Van der Leck ook privé- opdrachten. Ze vragen hem om kleuradviezen voor hun woonhuizen en ze laten hem tegel-versieringen en reclamemateriaal maken voor hun boerderij De Schipborg in Drenthe. Om inspiratie op te doen logeert Van der Leck enkele weken op De Harskamp, het landgoed van de familie in Otterlo. Voor de verzamelmappen met kunstreproducties van Helene Kröller-Müller ontwerpt Van der Leck de typografie.

Aanschaf schilderijen

In de jaren na de eerste kennismaking met het werk van Bart van de Leck in 1911 koopt Helene Kröller-Müller regelmatig werk van hem, vaak via of van Bremmer. Eind 1915 bezit ze achttien schilderijen van de op dat moment nog tamelijk onbekende schilder. De aanwinsten hangt ze vrijwel meteen op in één van de woonhuizen of op het kantoor van Müller & Co in Den Haag. In haar brieven toont ze haar enthousiasme over de schilderijen: ‘Vooral de twee muzikanten vind ik mooi. Er is meer souplesse in dan in uw vroegere werk. Heel mooi en teer.’ In 1916 verhuist de familie Kröller-Müller van Huize Ten Vijver in Den Haag naar Groot Haesebroek in Wassenaar. Voor de verhuizing wordt de villa grondig verbouwd door ‘huisarchitect’ Berlage. Helene is nauw betrokken bij het hele proces en met Van der Leck bespreekt ze de kleuren voor het interieur. Hij maakt voor de kunstkamer een ontwerp met witte wanden, zwarte lambrisering en een fries met blauwe rand en rode vlakken. Het ontwerp wordt door Helene Kröller-Müller en Berlage uiteindelijk te modern gevonden en niet uitgevoerd.

Van der Leck en Berlage

Tijdens hun eerste ontmoetingen spreken Helene Kröller-Müller en Bart van der Leck veelvuldig over de relatie tussen kunst en architectuur. Van der Leck uit zijn wens om eenmaal, zoals hij het zelf formuleert, een ‘moderne omgeving’ te mogen scheppen, met ‘open kleuren’ zoals hij de primaire kleuren noemt, waar ‘harmonie heerst’. Van der Leck kijkt over de grenzen van de schilderkunst en van de traditionele rol van de kunstenaar. Hij loopt hiermee vooruit op de uitgangspunten van De Stijl. Aanvankelijk is hij daarmee voor Helene de ideale figuur naast de oude meester Berlage, die in haar ogen te traditioneel is en vaak kiest voor ‘donker en zwaar’. De samenwerking met Berlage blijkt echter zeer moeizaam. Van der Leck krijgt van de architect niet de ruimte om zijn integrale opvattingen over kleur en ruimte in praktijk te brengen. Zijn rol wordt beperkt tot het geven van wat kleuradviezen. Begin februari 1916 bedankt hij bij Helene Kröller-Müller voor deze taak.

Primaire kleuren rood, geel en blauw

In februari 1916 stelt Bremmer voor Helene Kröller-Müller een nieuw contract op met Bart van der Leck. Het voorziet in een verbintenis voor een jaar met de mogelijkheid tot verlenging. Van der Leck krijgt een vaste financiële vergoeding en Helene wordt eigenaar van al het werk dat Bart in de contractperiode als beeldend kunstenaar zal maken. De laatste maanden van 1915 en de eerste maanden van 1916 brengen een aanzienlijke verandering in de werkwijze van Van der Leck. Hij besluit om, naast zwart en wit, alleen nog gebruik te maken van de primaire kleuren rood, geel en blauw. Hij brengt de verf ongemengd aan op het doek en werkt zijn composities uit in grotere kleurvlakken, waarbij hij de figuren vergaand stileert. De achtergrond laat hij leeg en wit, waardoor de voorstelling platter en monumentaler wordt. In deze periode ontstaan twee voor Van der Lecks ontwikkeling belangrijke schilderijen: Havenarbeid en De storm. Ze worden door de Kröllers direct opgehangen op het kantoor van Müller & Co. De hoge mate van abstractie wekt veel verwondering bij de bezoekers.

1916: Van der Leck van Den Haag naar Het Gooi

In april 1916 vertrekt Bart van der Leck met zijn gezin uit het ‘dure Den Haag, naar de goedkopere buurt Het Gooi’. Ze betrekken het vrijstaande huis De Boschhoek aan de Torenlaan in Laren. Piet Mondriaan heeft zijn atelier op dat moment ook in Laren. Eigenlijk woont hij in Parijs, maar tijdens een bezoek aan Nederland in juli 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit en kan hij niet terug naar Frankrijk. Het atelier van Van der Leck ligt in de buurt van dat van Mondriaan. Ze zien elkaar regelmatig om te biljarten en om over kunst te praten. Mondriaan is geïntrigeerd door Van der Lecks ‘exacte techniek’, waarmee doelt op het gebruik van strikt primaire kleuren, zwart en wit, en de egale kleurvlakken. Hij realiseert zich dat het ‘egaal maken van vlakken in het beeld’ radicaal verschilt met zijn eigen stijl, gebaseerd op het kubisme dat hij meenam uit Parijs. Net als Mondriaan trekt ook Van der Leck zich enige tijd terug in zijn atelier. Hij begint aan een viertal composities waarin hij een artistieke dialoog met Mondriaan lijkt te voeren. In dezelfde periode nodigt Theo van Doesburg beide kunstenaars uit om met hem het tijdschrift De Stijl op te richten.

Affiche Haagsche Volksuniversiteit

In 1916 wordt Helene Kröller-Müller gevraagd om bestuurslid te worden van de nieuw op te richten Haagsche Volksuniversiteit. Ze vraagt Bart van der Leck om voor de universiteit een affiche te ontwerpen. Helene is zeer blij met het resultaat. Ze laat het ontwerp meteen inlijsten en hangt het in de gang van het kantoor van Müller & Co. Maar ze legt het ontwerp niet voor aan het in haar ogen behoudende bestuur van de Volksuniversiteit, omdat ze vermoedt dat de heren nog niet toe zijn aan deze mate van abstrahering. ‘De toekomstige mensen zullen het hoop ik beter estimeren en het als een phase in uwe ontwikkeling leeren schatten’, zo schrijft ze aan Van der Leck 21 augustus 1916.

Ontmoetingen met Piet Mondriaan

De ontmoetingen met Piet Mondriaan zetten Bart van der Leck aan om verder te experimenteren en nog extremer te abstraheren. Hij werkt aan verschillende onderwerpen tegelijk en maakt grote studies. Koortsachtig zoekt hij naar de juiste mate van vereenvoudiging, naar de goede kleur, verhouding en compositie. Van der Leck bereikt de abstractie door steeds meer weg te laten, in eigen woorden ‘te vernietigen’. Bij het schilderij Havenarbeid beschrijft hij dit nog als ‘Geen illusie, geen stemming, geen fascinatie, maar een monumentale klaarte staat mij voor den geest; geen kwantiteit, maar uiterste soberheid van beelding.’ In de composities die hij in 1916 maakt, gaat hij nog een stap verder. Hij ‘vernietigt’ steeds meer van het zichtbare onderwerp, in compositie zowel als in kleur, tot er alleen nog lijnen overblijven.

Van der Leck op het Lange Voorhout

Helene Kröller-Müller vindt het lastig om deze ‘lijnenkunst’ zoals zij het noemt, te waarderen. Ze vraagt Van der Leck om zijn studies voor onder andere Compositie 1916, nr. 4 (ook wel Mijntriptiek genoemd) te sturen, om zo zijn stappen te kunnen volgen. Voor het Mijntriptiek zoekt Van der Leck opnieuw inspiratie bij de studies die hij maakte in Algerije. De middenvoorstelling is gebaseerd op de ingang van een mijnschacht, de twee zijpanelen op de mijnwerkers, zij het in verregaand geabstraheerde vorm.

Begin 1924 bereidt Helene een lezing voor met bijbehorende tentoonstelling op het Lange Voorhout. Het werk van Van der Leck geeft ze hierin een belangrijke plaats: na de ‘pointillistenkamer’, de kubisten, de impressionisten, de realisten en de Fantin-Latour-kamer komen de bovenkamers met de ruimte waar haar Van der Lecks en Mondriaans hangen. Op dat moment heeft ze meer dan veertig werken van Van der Leck en negen van Mondriaan. Ze noemt de kamer ‘de verrassing’: met het betreden van de ruimte stapt de bezoeker van de oude in de nieuwe tijd. Om dat te onderstrepen zijn de wanden met doek bespannen, vermoedelijk als witte achtergrond voor de werken.

1925: nog altijd favoriet

Het tijdschrift De Stijl is niet terug te vinden in haar bibliotheek en Helene Kröller-Müller noemt de beweging geen enkele keer in haar brieven. Toch heeft ze ook op dit belangrijke punt in de ontwikkeling van de moderne kunst een rol gespeeld. Ondanks haar twijfels blijft ze Van der Leck langdurig steunen en staat ze open voor vernieuwingen die voor anderen veel te radicaal zijn. In haar boek Beschouwingen over problemen in de ontwikkeling der moderne schilderkunst in 1925 en, veel later, ook in de eerste catalogus van het Rijksmuseum Kröller-Müller in 1938, laat ze weten wie nog altijd haar favoriet is: ‘Een nog veelzijdiger, krachtiger kunstenaar dan Mondriaan, werkende den subjectivistischen tijdgeest, is Van der Leck.’

Sleutelwerk: De Storm

De storm is een hoogtepunt in het oeuvre van Bart van der Leck. Dit schilderij, dat het midden houdt tussen figuratief en abstract, wordt algemeen –en ook al door Helene– beschouwd als een sleutelwerk voor Van der Leck. Mogelijk is het dit werk dat haar ertoe aanzet om te proberen hem af te houden van een nog verdergaande abstractie, met andere woorden, te voorkomen dat hij het pad gaat volgen van ‘die ander, Piet Mondriaan’, en de zichtbare werkelijkheid geheel loslaat. Op verschillende momenten schrijft Van der Leck daarna dat hij altijd voor ogen heeft ‘de werkelijkheid’ als basis te hebben of deze ‘bij de kop te hebben’.

Compositie 1916 nr. 4 of Mijntriptiek wordt ondanks Helenes bedenkingen al in 1916 getoond in het museum Kröller. Van der Lecks vrienden, Theo van Doesburg en Vilmos Huszár, behoren tot de vroegste bezoekers. Ze zijn direct zeer enthousiast en zij zien in Van der Leck een groot vernieuwer.

Na de ontmoeting met Bart van der Leck maakt Piet Mondriaan lange tijd alleen schetsen. Hij produceert weinig, ook omdat hij voor de kost allerlei andere klussen aanneemt. In mei 1917 toont hij drie schilderijen bij de Hollandsche Kunstenaars-kring in Amsterdam. Hij hangt ze als triptiek op, de beide zijwerken iets lager dan het doek in het midden. Mondriaan komt met een nieuwe compositie van horizontale en verticale lijnen, waarin de lijnen dikker en vlakker zijn dan in Compositie 10 in zwart wit. In de doeken aan weerszijden voegt hij zelfs gekleurde vlakken toe.

Afbeeldingen: 1) Bart vander Leck, De storm, 2) Affiche ‘Batavier-lijn’, 1916, 3) Helene Kröller-Müller en Anton Kröller

https://krollermuller.nl/bart-van-der-leck-en-helene-kroller-muller

Datum:
14 oktober 2017 / 4 april 2018
Type activiteit:

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0